Afgelopen week kreeg onze harmonie, op basis van een strikt protocol, de mogelijkheid om weer fysiek met elkaar te repeteren.

Met militaire precisie had het bestuur ons laten weten aan welke regels wij ons stipt moesten houden.
Exact tien minuten voor begin van de sessie, gewapend met instrument en alle daarbij voor de repetitie benodigde attributen , inclusief een doek voor het opvangen van het vrijkomende ademvocht, moesten wij ons melden.
Allereerst dienden onze handen te worden ontsmet. Vervolgens werd in een logboek nauwkeurig vastgelegd wie er wanneer en hoe laat ten tonele was verschenen en daarna mochten wij onze repetitieruimte betreden. Rode plakstroken markeerden de precieze plaats van onze stoelen. Volgens de protocollaire regels zaten wij midden in een cirkel met een doorsnee van twee meter. Voor zover dat mogelijk is op die afstand, was de begroeting bij het weerzien allerhartelijkst.
Ik herkende nog iedereen, zij het dat ik twee keer moest kijken naar ons jongste lid. Zij had namelijk haar bril ingeruild voor contactlenzen en zag er opeens een stuk volwassener uit.

De repetitie die er daarna volgde, werd door iedereen als een bevrijding ervaren. Door een prachtig koperensemble werden oude dansen geoefend.
Na een aarzelend begin versmolten de klanken tot een bloeiend boeket van mooie harmoniemuziek. De speelvreugde was terug en iedereen genoot.
En waar de gedwongen stop eerder als pijnlijk en bedreigend was ervaren, werd er na afloop een kans gezien om ons publiek in een volgend concert de veelzijdigheid in klankkleur van ons orkest te laten horen.

De derde helft was, ondanks alle corona beperkingen, uitermate relaxed en gezellig. Het voelde als een warm bad en het verbeteren van de wereld hebben wij weer enthousiast opgepakt. Of iedereen bij het weggaan ook weer in het logboek heeft uitgecheckt, waag ik te betwijfelen.

Jo Kelleter