Zo nu en dan zien we het nog wel eens. Jeugd, die met een lang touw met een haak of een sterke magneet eraan uit het Defensiekanaal van alles probeert op te vissen, wat een ander argeloos daarin gedumpt heeft.

Meestal bestaat de buit uit één of meerdere oude roestige fietsen. Altijd al heeft de donkere en duistere wereld onder water de nieuwsgierigheid van de mens aangewakkerd.

Zo ook in 1927, toen een aantal op sensatie beluste mannen, waaronder de heren H.W. van Hout, Verstraaten en Anderegg, het plan hadden opgevat om de wiel aan het noordeinde van de Achterdijk leeg te pompen. Een wiel is een water, dat na een dijkdoorbraak is ontstaan, niet groot, maar door de kracht van het doorbrekende water wel heel diep.

De jonge mannen noemden zich speciaal voor deze gelegenheid “Wielbodem Kijkvereniging Gezelligheid” en zij wilden de wiel nader gaan onderzoeken. Deze wiel had ongeveer een doorsnede van 70 meter en was omgeven door riet en houtgewas. De waterplas was een overblijfsel van de overstromingen als gevolg van een dijkdoorbraak van de Beerse Overlaat. Dit is een waterbouwkundige constructie om hoogwater te reguleren, waarbij men een gebied laat vol stromen om zo de nabij gelegen steden en dorpen te beschermen.

De diepte van deze wiel was onbekend, maar volgens oude overleveringen hielden er zich grote vissen schuil, alsmede  ander ongedierte van reusachtig formaat. Niemand waagde het om daar een rustig visstekje in te richten, want de kans was groot, dat je met hengel en al door die monstervissen de diepte werd ingesleurd. Toch waren er onverschrokken jongelui, die het riskeerden om ter afkoeling in de wiel te gaan zwemmen. Er werd een plan gesmeed om de bodem van de wiel eens nader te gaan inspecteren.

De firma van Hout stelde het pompmateriaal ter beschikking en Grad van Geffen, die bij dat bedrijf als monteur en chauffeur werkzaam was, zou de pomp bedienen. De Princepeel leverde de lier voor de stoomploeg. Piet Verstappen reed met zijn busje af en aan voor het vervoer van al het benodigde materiaal. Dit transport vond plaats vanaf de Omnibushalte gelegen bij café Schraven van Sjef Schraven. Deze kroeg had de bijnaam “Den Blauwe” en kennen wij nu als “Het Lagerhuis”.

De speciaal voor dit evenement in het leven geroepen vereniging gaf zoveel mogelijk ruchtbaarheid aan hun plannen. Het moest een heel spektakel worden, zoals Mill nog nooit gekend had. De belangstelling van de bevolking werd gewekt door het verspreiden van aanplakbiljetten en voor vertier en plezier zou er een kermis aan verbonden worden. Er was voor elke leeftijd wat wils, van een poppenkast tot aan een behendigheidswedstrijd voor motorrijders. Er werd zoveel tamtam gemaakt over het hele gebeuren, dat de pastoors in de regio hun volgelingen waarschuwden voor dit wilde plan. Op die manier maakten ze echter nog meer reclame voor het festijn, waarvoor een kwartje entree werd gevraagd. 

Toen op een zondag in juli van het jaar 1927 na de vele voorbereidingen eindelijk de pompen in werking werden gezet, steeg de spanning ten top. Om deze nog eens extra te verhogen, moest de machinist doen alsof de pomp haperde en het hele schouwspel stil zou komen te vallen. Maar de pompen werkten gestaag door, het waterpeil daalde zienderogen en onder het genot van drank en spijs kwam de bodem steeds meer in zicht. Het resultaat was echter slechts een oude roestige fiets (dus toen ook al), een oud reuzenrad, heel veel modder en enkele kleine visjes. Maar de vaten waren leeg, de beurzen licht en wat had men een lol.

Niks geen monster of ander groot angstaanjagend beest! Een week later werd in de plaatselijke krant verslag gedaan van het hele tafereel met bijgaand gedicht.

Jaren later, namelijk in 1958 werd carnavalsvereniging De Wielwaaiers opgericht, die hun naam hebben ontleend aan deze wiel. En elk jaar gingen ook daar “de vaten leeg en de beurzen licht”

De Wiel moet leeg, de wiel zal leeg.
Zo werd reeds lang verkond
Reclame werd er voor gemaakt
Met tuf tufs  ver in het rond

Onder het golvend wateroppervlak 
Verdoken tussen het riet
Moest huizen menig wangedrocht
Dat nooit zich zien liet

Snoeken zwaar en groot in getal
Met mos begroeide kop
Hielden  zich daar naar het verhaal
Al sedert eeuwen op

De motor ronkt, de pomp zuigt
Gestaag daalt de plas
Maar nog sneller dan het water daalt
Daalt de inhoud van het glas

Vaten leeg, veel beurzen licht
De wiel staat weer boordevol
De kniezer die daarover zeurt
Ze hadden immers lol