Eugenie en Emma, 1921. Peter herkende beide jurkjes van de meisjes. Zij bleken ook op een groepsfoto (zie deel 3) te staan met andere jonge kinderen, van wie enkele namen bekend zijn.

Het is Pasen en de eerste tekenen van de lente zijn ook in Wenen zichtbaar. Gelukkig wordt het weer minder koud, want kolen om het huis warm te stoken zijn er niet.

Eugenie is inmiddels weer thuis en de familie probeert zoveel mogelijk het leven weer op te pakken. Op 27 maart 1921 stuurt Julie, de moeder van Eugenie een paaskaart en ze geeft aan, dat Eugenie weer graag terug naar Nederland wil, ook om Gina, Marie en “vrouw Hanneke” weer te zien, de dochters van Martinus Klomp. Een maand later, 26 april 1921, schrijft Edgar, de vader van Eugenie, dat zij de hele dag Hollandse liedjes zingt en dat ze hopelijk over 3 maanden weer naar Nederland mag komen. Franzi, het oudere broertje van Eugenie, zou ook graag een keer in Nederland willen verblijven en zijn buikje gewoon eens een keer lekker vol willen eten. Het is een vlijtige en brave jongen, dus hij zou het zeker verdienen. In Wenen vallen Eugenie en Emma op, omdat ze dikker zijn dan alle andere kinderen. Peter heeft inderdaad twee foto’s, waarop het verschil in gewicht duidelijk te zien is. Eugenie had op haar terugreis snoep en chocola meegekregen en zelfs de eieren waren heel aangekomen. De zilveren gulden hadden ze in kunnen wisselen voor 180 Kronen en het biljet van één gulden bracht maar liefst 220 Kronen op. Zowel de familie Klomp als de familie Boré zijn katholiek en Eugenie bidt elke dag drie maal het Onze Vader in het Nederlands.

In de brief van 9 mei 1921 laat de familie Boré weten, dat Eugenie iedereen heel erg mist, vooral Marie, Gina en Piet (de vader van Peter) en daarom vaak moet huilen.  Gina had haar aardappelen en veel snoep beloofd, als ze weer in Nederland zou verblijven. Ook mist ze de “rom”, want in Wenen krijgen alleen kinderen tot 2 jaar melk. Alle levensmiddelen zullen nog veel duurder gaan worden, zoals brood, rijst, koffie en reuzel. En werk is er nog steeds niet te vinden, waardoor iedereen in grote armoede verkeert.

Gina, die in die tijd vooraan in de twintig was,  wordt heel vaak in de brieven vernoemd en lijkt het kleine meisje in haar hart gesloten te hebben. Vandaar, dat zij uit empathie de brieven ook bewaard zal hebben.

Ook het zusje van Eugenie, Emma, zou graag naar Nederland willen wederkeren.

In de brief van 28 mei van hetzelfde jaar bedankt Julie de familie Klomp, dat zij toegezegd hebben Eugenie weer te willen verwelkomen op hun boerderij. Ook voor Emma hebben ze bij de familie Willems een verzoek ingediend, maar ze hebben nog geen antwoord van hen ontvangen. Eugenie kan niet wachten, want bij de familie Klomp zijn kleine poesjes geboren. Wat zou ze die graag willen knuffelen! Hopelijk kan ze snel met de trein vertrekken. Julie en Edgar willen zelfs de treinreis zelf bekostigen.

Uit een andere brief blijkt het nog niet zo gemakkelijk te zijn  om in aanmerking te komen voor het rehabilitatieprogramma. De ouders van Eugenie en Emma hebben bij het comité in Wenen een aanvraag ingediend, maar zij hebben het bericht ontvangen, dat de heer Klomp en de heer Willems dit moeten doen bij het comité in Nederland, het Nederlandsch Rooms-Katholiek Huisvestingscomité. De ouders doen diverse smeekbedes in deze brief in de hoop, zodat hun dochters weer een bezoek kunnen brengen aan Nederland. Ze zullen hun kinderen zeker missen, maar de overlevingskans van de kleine meisjes is in Wenen niet groot als gevolg van de zeer slechte leefomstandigheden.

Dan ontvangt begin juli 1921 de familie Klomp een brief van Edgar en Julie, waarin zij met grote vreugde mede delen, dat Eugenie op 14 juli naar Nederland mag afreizen. Ze willen zelf 800 Kronen per kind bijgedragen aan de ticket voor de treinreis, maar in een brief van twee weken later melden zij, dat ze het comité slechts 400 kronen voor elk kind hoefden te betalen. Dus ook Emma zal weer in Nederland mogen verblijven bij de familie Willems. Wie is toch die familie Willems? 

De ouders van de twee jonge meisjes vinden het erg moeilijk om hun kinderen weer weg te moeten sturen, maar ze zien, dat ze het zo goed hebben bij hun lieve pleegouders. “Wij danken u daar veel voor, en de lieve God mag u nooit verlaten en zal u geluk en hoop geven”. Maar een gevoel van machteloosheid overheerst, want het leven in Wenen ziet er weinig hoopvol uit.

Lees volgende week in deel 6 verder hoe het leven van de familie Boré in het jaar 1921 eruit ziet.

Bron en foto’s: Peter Klomp, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
Tekst: Marja Verheijen, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.