In de mei-editie het VNG-magazine las ik een toepasselijk artikel van politicoloog André Krouwel over machtswellust in de gemeentelijke politiek. Omdat de inhoud daarvan ook op onze gemeente betrekking heeft, wil ik u die niet onthouden.

In hetzelfde perspectief verscheen vorige week in de Gelderlander een artikel: “Wel de grootste maar niet in het college!” In dat artikel gaf Mark Janssen CDA zijn mening over coalitievorming.

In de Nederlandse consensusdemocratie is het de gewoonte dat de grootste partij het voortouw neemt bij coalitieonderhandelingen. Gewoonte, maar geen absoluut recht! Partijen die buiten de coalitie gehouden worden, schreeuwen vaak moord en brand. Het zou ondemocratisch zijn om de verkiezingswinnaar, buitenspel te zetten.

Mark Janssen in de Gelderlander: “Formeel is het democratisch. Vier plus vier is acht, maar zeven plus vier is elf. Het voelt ondemocratisch. Mill wil meer met de inwoners doen. En met ons heb je veel meer draagvlak in de dorpen. Dat kun je beter doen met een brede meerderheid dan met acht tegen zeven”.

Onzin volgens Krouwel. Alle partijcombinaties die een meerderheid kunnen vormen zijn formeel gelijkwaardig. Er is geen enkele democratische reden voor een automatische claim op de macht van de grootste partij. Sterker nog, er zijn goede redenen om de grootste partij buiten te sluiten.

Logischerwijze wil de grootste partij het liefst met de kleinste partijen, een coalitie vormen, want dan zou ze meer kunnen domineren. Des te groter het zetelverschil, des te meer kan de grootste partij haar inhoudelijke zin doordrijven en de belangrijkste portefeuilles opeisen.

Maar voor gelijkwaardige kleine partijen is het veel gunstiger om met elkaar een meerderheid te vormen, omdat ze dan meer van hun verkiezingsprogramma kunnen waarmaken in een meer evenwichtige coalitie.

Gelijkwaardige kleine partijen gunnen elkaar meer en kunnen minder gemakkelijk andere coalitiepartners hun wil opleggen of portefeuilles ontzeggen. Een coalitie van kleine partijen is meer in evenwicht, en vergroot de kans op meer gelijkwaardigheid en collegialiteit.

Een andere reden om de grootste partij buiten te sluiten, is dat wellicht de kleinere partijen bestuurders leveren die niet voor een wethouderspluche de politiek zijn ingegaan, maar uit idealisme de gemeente willen besturen. Een breed palet aan kleinere partijen vergroot de kans dat meer burgers zich in het gemeentebestuur herkennen. Janssen ziet de Millse coalitievorming duidelijk anders en zegt: “Het was pluche voor inhoud!”

Uitsluiting van de grootste partij is ook goed voor de democratie, omdat het leidt tot een krachtige oppositie. De grootste partij, het CDA kan het college veel scherper controleren en inhoudelijk van repliek dienen dan een verdeelde en zwakke oppositie. Janssen: “We gaan niet zitten mokken of tegenwerken. We gaan met opgeheven hoofd verder.”

Janssen: “Ik hoopte dat ze (VKP en AB’90) tot inkeer zouden komen, dat de ratio zou winnen van de emotie. Wij waren immers de grote winnaar.” Mark Janssen heeft het gelijk aan zijn zijde gekregen, want dankzij de verkiezingswinst van het CDA heeft de ratio gewonnen.

Theo van Eenbergen, AB’90