De Hoge Raad heeft de eisen voor de toepassing van de inkomensafhankelijke combinatiekorting voor co-ouders versoepeld. Vanaf 13 maart 2020 hebben meer co-ouders recht op de korting.

Een vader had samen met zijn ex-partner een dochter die was geboren in 2005. Zij stond ingeschreven op het woonadres van haar moeder en verbleef in 2015 afwisselend bij haar vader en haar moeder. De dochter verbleef in perioden van 14 dagen in de ene week vier dagen en in de andere week twee dagen bij haar vader, steeds met inbegrip van een wisseldag. De vader claimde in 2015 de inkomensafhankelijke combinatiekorting, maar de inspecteur weigerde die omdat daarvoor onder meer vereist was dat het kind doorgaans drie dagen in de week verblijft bij de ouder bij wie het niet was ingeschreven. De vader ging met succes in cassatie.

De Hoge Raad besliste dat de omgangsregeling voldeed aan de eis dat beide ouders de zorg voor het kind gelijkelijk hadden verdeelden. Aan die eis was doorgaans voldaan als een kind van niet-samenwonende ouders behoorde tot het huishouden van één van hen en het kind doorgaans ten minste 3 tot 3,5 dag per week verbleef in het huishouden van de andere ouder. De inkomensafhankelijke combinatiekorting kon volgens de Hoge Raad ook worden genoten door beide ouders als zij de zorg voor de kinderen gelijkelijk verdelen in een ander duurzaam ritme.

Commentaar

De in de wet gestelde eis dat voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) is vereist dat een kind doorgaans ten minste 3 tot 3,5 dag per week in elk van beide huishoudens moet verblijven, heeft de Hoge Raad versoepeld. De IACK geldt voortaan ook als de ouders de zorg voor het kind gelijk verdelen in een andere regelmaat dan doorgaans ten minste 3 tot 3,5 dag per week. Als er een omgangsregeling is waarbij beide ouders de zorg voor het kind gelijk verdelen "in een ander duurzaam ritme", kunnen dus beide ouders in aanmerking komen voor de IACK.

Peter Meulepas, administratie- en belastingconsulent te Mill.