Rechtbank Den Haag heeft beslist dat een BV op een lening aan haar certificaathouder een rente van 4% in aanmerking moest nemen.

Een BV had een vordering op haar 67-jarige certificaathouder van ruim € 1,8 mln per 1 januari 2014 en ruim € 0,9 mln per 31 december 2014. De lening had geen einddatum, aflossingstermijnen of zekerheidsstellingen. De BV nam in haar aangifte Vpb 2014 € 8.132 aan rente (circa 0,6%) in aanmerking op de vordering. De inspecteur stelde dat de rente moest worden verhoogd naar € 37.370 (4% over de gemiddelde stand van ruim € 1,3 mln). De BV ging in beroep.

Rechtbank Den Haag besliste dat de BV als gelduitlener aan haar certificaathouder moest worden vergeleken met een particuliere belegger. De rente moest daarom worden gesteld op het door een particuliere belegger te behalen rendement op een vergelijkbare geldlening aan een derde. Hierbij moest er van worden uitgegaan dat de particuliere belegger geen andere relatie had met de geldlener dan voortvloeide uit de overeenkomst van geldlening. De inspecteur had volgens de Rechtbank aannemelijk gemaakt dat de BV voor de lening ten minste een rente van 4% in aanmerking zou moeten nemen.

De inspecteur had hierbij op basis van staatsobligaties de rente voor een volledig risicoloze lening op 1,7% bepaald. Gezien de omvang van de lening, het gebrek aan zekerheden en aflossingstermijnen en de leeftijd van de schuldenaar had de inspecteur een risico-opslag van 2,3% gerekend. De BV had niet aannemelijk gemaakt dat geen of een lagere rentecorrectie in aanmerking had moeten worden genomen.

Commentaar

Een veel voorkomende vraag bij leningen van de BV aan de DGA is de vraag hoe hoog het rentepercentage over de lening moet zijn. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de BV niet hoeft te worden vergeleken met een bank maar eerder met een particuliere belegger. Vervolgens is het de vraag hoe dit moet worden ingevuld. De Belastingdienst hanteert bij een looptijd van langer dan 10 jaar als basisrente de rente van staatsobligaties. Bij een variabele rente voor een lening korter dan tien jaar wordt als basis genomen het gemiddelde van het T-rendement en het U-rendement. Deze basisrente moet worden verhoogd met een passende risico-opslag in verband met het hogere risico dat de BV loopt. Voor de hoogte van die risico-opslag wordt dan vaak rekening gehouden met risico-opslagen waarmee een bank rekent.

Peter Meulepas, administratie- en belastingconsulent te Mill.