Iedere bestuurder van een rechtspersoon, zoals een BV, is hoofdelijk aansprakelijk voor de door de rechtspersoon verschuldigde belasting, waaronder de kansspelbelasting. Wanneer de rechtspersoon niet in staat is om de verschuldigde belasting te betalen, moet daarvan direct mededeling worden gedaan aan de ontvanger. Als de mededeling van de betalingsonmacht is gedaan, is de bestuurder slechts aansprakelijk voor de belastingschuld als aannemelijk is dat de betalingsonmacht het gevolg is van onbehoorlijk bestuur van de bestuurder in de periode van drie jaar voorafgaand aan de melding. Is geen melding van betalingsonmacht gedaan, dan geldt een vermoeden dat de bestuurder zich schuldig heeft gemaakt aan kennelijk onbehoorlijk bestuur. De bestuurder kan dit wettelijk vermoeden alleen weerleggen als hij aannemelijk kan maken dat het niet aan hem is te wijten dat de betalingsonmacht niet tijdig is gemeld.

In een procedure over de aansprakelijkstelling van een bestuurder stond vast dat er geen schriftelijke melding van de betalingsonmacht van de bv was gedaan. De bestuurder was aansprakelijk gesteld voor door de bv niet betaalde kansspelbelasting. Op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad kan de ontvanger ook op een andere manier dan via een mededeling op de hoogte komen van de betalingsonmacht. De bewijslast daarvoor rust op de bestuurder.

Volgens de rechtbank volstaat als bewijs niet een verwijzing naar gesprekken die de bestuurder met de Belastingdienst heeft gevoerd. Een specificatie of vastlegging van de inhoud van de gesprekken of bewijs dat de gesprekken hebben plaatsgehad ontbrak. De door de ontvanger overgelegde gespreksverslagen gaven onvoldoende aanknopingspunten om te oordelen dat de ontvanger op de hoogte was van de betalingsonmacht. Uit het feit dat de bv langere tijd niet de aangegeven kansspelbelasting heeft betaald, kan niet worden afgeleid dat de ontvanger op de hoogte was van de betalingsonmacht. Wegens het ontbreken van een geldige mededeling van betalingsonmacht gold voor de bestuurder het wettelijke vermoeden van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Omdat de bestuurder niet aannemelijk heeft gemaakt dat het niet aan hem te wijten is dat er geen geldige mededeling is gedaan, kreeg de bestuurder niet de mogelijkheid om tegenbewijs te leveren tegen het vermoeden van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Naar het oordeel van de rechtbank is de bestuurder terecht aansprakelijk gesteld voor door de bv niet betaalde kansspelbelasting.

Peter Meulepas, administratie- en belastingconsulent te Mill.