Opeens stonden ze er. Geen idee wanneer ze geplaats zijn. Wellicht na grondig onderzoek en groen licht? Ik heb geen idee. Maar ik vind het prachtig. Eindelijk lijkt het bos(je) opgewaardeerd en uit het ‘niets’ is het bos iets van meerwaarde geworden. Recht op bestaan, zullen we maar zeggen.

Mooie gele bordjes van Natuurmonumenten fleuren de bossen op, vlakbij mijn huis. Bij ieder paadje zie je er een staan. Ik vraag me af wie er door de jaren heen de paadjes heeft gemaakt want ik geloof niet dat natuurmonumenten hier aansprakelijk voor is of toch wel? Er is in het verleden gecrost, dat kun je zien. Sommige paden zijn alles behalve egaal. Kuilen en dalen volgen elkaar in snel tempo op. Prettig lopen is het niet. Het is oppassen geblazen om niet over een stronk of boomwortel te struikelen. Net zoals in het echte leven waarin ook niet alles vloeiend verloopt.

Onze kinderen hebben er paaseieren gezocht. De ponyclub, De Milly’s volgens mijn zoon, had een vaste plek waar de ritjes van de kinderen begonnen. En motorcross, zelfs een officiële wedstrijd met betaalde toeschouwers. Het gedreun en lawaai en enthousiaste geroep van de omroeper klinkt nog na in mijn herinnering. En mijn gezoek naar mijn twee oudste zonen die toch zeker niet stiekem naar de wedstrijd waren gaan kijken.

Wat hebben onze kinderen en kinderen uit de buurt veel oorlogje gespeeld. Dat mocht toen nog. De ene groep speelde ‘de goede’ en de andere ‘de vijand’. Een enkeling was Robocop, Terminator, Predator of gewoon Jan soldaat. Het geknal van hun stemmetjes klonk luid en duidelijk als er weer iemand dood ging of gevangen werd genomen.

Onlangs logeerde een van mijn zonen bij me en we wandelden samen iedere morgen door ons bosje. Fijn dat het nu, dankzei natuurmonumenten, een echt officieel bos is geworden. Een tijdlang vond ik het een hondendrollenbos. Als je niet goed keek dan gleed je uit over de drollen die op het pad lagen. ‘Honden, mits aangelijnd, mogen mee’ lees ik nu op het gele bordje. En ook dat we toegang hebben van zonsopgang tot zonsondergang. Dat is dus wel effe anders. Want vroeger mochten we altijd het bos in zelfs midden in de nacht.

‘Hebben jullie die kuilen nog uitgegraven?’ vroeg ik aan mijn zoon. Er werden valkuilen en hutten gebouwd die vaak halverwege weer een andere bestemming kregen. Een bos, bosje... vol herinneringen. Wat hebben onze kinderen in Mill west, van de Vilhei, toch een leuke jeugd gehad met al die spannende avonturen in het bos.

Al diverse malen zijn mijn zoon en ik, fervente wandelaars met rugzak tegengekomen. Dat doet me goed dat ons bescheiden bosje zo in de belangstelling staat. Niet te hard lopen, zou ik zeggen. Gewoon genieten want je bent er zo weer uit. En uiteraard komen we ook de vaste wandelaars tegen meestal met hond, waarmee we een praatje maken. ’Nu nog bankjes mam’ zegt mijn zoon en we weten ook al waar ze moeten komen te staan. Een centrale plek waar paden bij elkaar uitkomen. Rondom een mooie boom waar het goed toeven is en de natuur ons weer oplaad met nieuwe energie. Daar plaatsen we een stilte bankje zodat de mens kan genieten van de natuur. De wind in de bomen, de vogels die aan het scharrelen zijn in de bladeren. Waar de zon zijn licht door het bladerdak schijnt en ons enigszins verwarmd. En dan plaatsen we ook nog een bankje voor de filosofen en denkers onder ons waar wijsgerige gesprekken gedeeld kunnen worden. En een dialoog-bankje voor zoekers naar ‘de zin van het leven’. En tot slot een leugen- en klessebessenbankje, allemaal voor in de bossen van de Vilhei.

Tilly Gerritsma