Op 28 september was het 75 jaar geleden dat we in de gemeente Mill en Sint Hubert officieel konden zeggen: “We zijn bevrijd.” Op 10 en 11 mei 1940 werd er in Mill en omgeving volop gevochten.

In De Neije Krant van 27 september stonden dankzij de medewerking van Stichting Sporen van de oorlog en een bijdrage van Ontdek Mill 4 pagina’s met het hele verhaal van minuut tot minuut. Ook op www.stichtingsporenvandeoorlog.nl is dit verhaal terug te vinden.

Bart van Doorn (1923) woont met zijn vrouw Trina (1929) aan de Kruisstraat in Langenboom. Op 10 mei 1940, het moment dat de oorlog uitbrak in onze gemeente, woonde hij samen met zijn ouders en broers en zussen aan de Langenboomseweg in Langenboom. “Eigenlijk wist je als jonge jongen maar amper wat er echt speelde in de oorlog,” vertelt Bart. “Je hoorde wel eens wat, maar het is niet zoals nu dat je snel via radio en televisie alles hoort. Je moest ernaar vragen en eigenlijk was ik daar in die tijd helemaal niet mee bezig.”

Voorbereidingen op de oorlog waren er wel al een hele tijd. “Overal stonden veel kanonnen en er waren veel soldaten, maar voor ons ging het leven en werken toen nog gewoon door.” Bart herinnert zich nog goed het moment toen op 10 mei 1940 de oorlog echt losbarstte. “We zijn toen vroeg in de ochtend rond zeven uur naar Uden gevlucht. De hele buurt ging daar naartoe, te voet of met karren. We kwamen in Uden terecht, achteraf bij een boerderij waar we een dag of vier zijn gebleven.”

Samen met schoolvriendje Tien Gerritsma is Bart, als oudste van de jongens thuis, tussentijds nog wel terug naar huis gegaan. “We hadden wat geiten en die moesten gemolken worden en voer krijgen. Wij zijn dus samen vanuit Uden door de bossen terug naar Langenboom gelopen om de geiten te verzorgen. Achteraf denk ik: dat was eigenlijk toch wel gevaarlijk. Het had best fout kunnen gaan, want op dat moment was het echt oorlog hier. Maar het gevaar zagen wij toen als jeugd niet echt.”

Toen men na enkele dagen weer terug kon naar Langenboom, was het resultaat van 2 dagen oorlog goed te zien. “Aan de Dellenweg stonden er wat huizen in brand en veel huizen hadden schade opgelopen. Ons huis ook, maar we hebben er toch nog wel in gewoond. Ik weet eigenlijk niet precies meer hoe lang, maar op een gegeven moment moesten we er toch uit omdat er te veel scheuren waren. We konden toen zolang in een schuur bij Gerritsma in Langenboom wonen tot ons huis weer hersteld was.”

Op het moment dat de oorlog begon werkte Bart bij de klompenfabriek van Van Hout. “Ik was een soort loopjongen en deed er van alles. Ik verdiende toen volgens mij 5 cent per uur. In de oorlog is de fabriek ook gebombardeerd of in brand gestoken. Er was in ieder geval schade. Maar toen we weer terug waren uit Uden ben ik er toch weer snel aan de gang gegaan.” Af en toe moest men wel de fabriek verlaten en zich verstoppen buiten tussen de boomstammen. “Dan was er blijkbaar ergens een razzia of iets dergelijks en moesten we naar buiten. Even later was het gevaar dan blijkbaar geweken en konden we weer aan het werk. Bang waren we in die tijd eigenlijk niet echt. We zagen de ernst van de zaak niet.”

Op het moment dat het zuiden in september 1944 bevrijd was, kon men zich aanmelden om te helpen de rest van het land ook te bevrijden. “Overal hingen aanplakbiljetten dat je jezelf aan kon melden als vrijwillig militair. Tien Gerritsma en ik hebben dat toen gedaan. We moesten ons melden in Eindhoven en vanuit daar gingen we naar Sint-Nicolaas in België. Vanaf daar vertrokken we weer naar de provincie Zeeland, waar we een half jaar of zo gezeten hebben. We moesten daar de dijken bewaken. Daarna ben ik ook nog twee en een half jaar naar Nederlands-Indië gegaan. Daar deden we vooral patrouilles op Java. Ik ben er nooit echt in gevechtssituaties geweest.”

Tegenover de ouderlijke woning van Bart zijn nu de Kuilen te vinden. “Ik weet nog dat het allemaal hei was, een grote paarse hei. Mijn vader was gemeentearbeider, zo noemden ze dat toen. En die haalde hier grind uit de grond. Gewoon met de schop. Met die grind werden wegen verhard.” Aan het einde van de oorlog werd er op die locatie ook nog een vliegveldje aangelegd. “De aanleg weet ik nog wel, we gingen er toen wel eens kijken maar wisten maar amper wat ze er deden. Tegen de tijd dat het in gebruik werd genomen, zat ik al in de provincie Zeeland. Maar in die tijd dat ik in Zeeland zat, is hier wel een broertje van me omgekomen. Hij was op de hei aan het spelen met een granaat.” Bart kreeg na dat bericht enkele dagen verlof vanuit de provincie Zeeland om naar huis te gaan.

Na zijn tijd in Nederlands-Indië had Bart niet de behoefte om militair te blijven. Hij ging weer aan de slag bij houtfabriek Van Hout. “Maar dat beviel me eigenlijk niet meer. Toen ben ik een tijdje gaan werken bij de Nijma, een textielfabriek. Er reed een bus door de dorpen om personeel op te halen. Daarna hoorde ik van de rijkswerkplaats in Boxmeer. Daar werd je opgeleid tot hout- of metaalbewerker. Na een test vanuit Philips bleek ik het beste in hout te zijn. Ik heb daar toen een opleiding gedaan. Dat duurde een maand of negen en daarna was ik timmerman.”

Op het moment dat Bart klaar was met de opleiding, was net het bedrijf van Vermeulen (het latere Systeembouw Vermeulen) naar Mill gekomen. “Daar ben ik naartoe gegaan. Ik vertelde dat ik van de Rijkswerkplaats kwam en kon meteen beginnen. Daar heb ik eerst elf jaar gewerkt, toen een paar jaar naar Bommel van der Horst en toen weer terug naar Vermeulen. Daar heb ik echt een hele mooie werktijd gehad, heel collegiaal. We hebben door heel Nederland schuren, noodlokalen voor scholen en ziekenhuizen en ook woningen gebouwd. Het waren lange dagen, in de ochtend om vijf uur vertrekken en in de avond om elf uur thuis was heel normaal. Maar tot mijn pensioen heb ik er altijd graag gewerkt.” Plezier hebben in je werk en kunnen doen waar je goed in bent, ook dat is het voordeel van kunnen leven in vrijheid.