Elke historische periode heeft zijn eigen moraal met de daarbij behorende normen en waarden. Was in de 18e eeuw het zien van een damesenkel bij het uitstappen uit de koets al aanstootgevend, in de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw zorgden de minirok, de hotpants en het naveltruitje voor een heuse morele omslag.

Het afgelopen jaar heeft de media bol gestaan van berichten over grensoverschrijdend gedrag in allerlei vormen en zijn veel Nederlandse bekendheden in opspraak geraakt, omdat ze niet hebben gehandeld volgens de nu heersende zeden en normen.

Het volgende verhaal handelt over een geval van zedenverwildering in het jaar 1936, passend binnen het tijdsbeeld van toen. Het had betrekking op een besloten dansgelegenheid met de naam Victoria-club, waar volgens oudere bewoners, de kerk en de plaatselijke overheid het er niet altijd even netjes aan toe ging. 

In de dansclub werden de jongelui na het betalen van een kwartje toegelaten om te gaan heupwiegen op de muzikale tonen van een pierement, omhuld door dichte wolken tabaksrook en de geur van bier. Grote groepen jeugd uit de omgeving kwamen op de uitgaansgelegenheid af. De gemeenteraad van Mill boog zich over allerlei gemeentelijke verordeningen om een eind te maken aan het onzedelijke verderf. Onder leiding van de veldwachter werd er een inval gedaan, werd het etablissement gesloten en het draaiorgel verzegeld. Tot verbazing van de gezaghebbers werd enige dagen later de club weer geopend in een andere gelegenheid en klonken er weer allerlei gezellige liedjes uit het orgel, waarop volgens de tegenstanders op een zedeloze manier werd gedanst.

Dit alles zou helemaal niet zo’n grote zaak zijn geworden, ware het niet, dat een landelijk dagblad zich met de kwestie ging bemoeien. Het Algemeen Handelsblad (later met de Nieuwe Rotterdamse Courant gefuseerd tot het NRC Handelsblad) had lucht gekregen van de hele aangelegenheid en in de krant van vrijdag 13 november 1936 verscheen er een artikel met als kop “Mill heeft wereldstad-allures”. De correspondent deed  op een zeer laatdunkende toon verslag, waarin hij de spot dreef met het platteland in het algemeen en Mill in het bijzonder. Hij stelde, dat er mensen wonen die nog nooit in een trein hebben gezeten en dat er ondanks dat er wel al elektrisch licht was, men er nog niet beschikte over waterleiding. Ook constateerde hij, dat er in de huidige Schoolstraat in Mill een wegwijzer stond, waarop werd aangegeven, dat Boxmeer twee uur gaans was en Grave anderhalf uur. De gemiddelde Millenaar had volgens hem dus nog niet door, dat een automobilist of een wielrijder sneller is dan een voetganger. Ook stelde hij, dat de ondernemer van de Victoria-club er nog wel achter zal komen, dat er nog zoiets als rechters bestaan, en wel in het nabij gelegen Den Bosch. Al met al werden Mill en zijn bewoners door het artikel op allerlei manieren belachelijk gemaakt en was men hoogst beledigd. Een raadslid ging zelfs zijn beklag doen op het hoofdkantoor van de krant in Amsterdam. De betreffende correspondent zou de volksmentaliteit niet goed aanvoelen en begreep niet wat er onder de Brabanders leeft. Verder wensten ze hem , dat ie zich in de toekomst nog tot die hoogte zou ontwikkelen, zodat ie ooit eens een eerlijk, rechtschapen en verantwoord journalist zou worden. De gemeente Mill had van zich af gebeten, maar op hun beurt ontvingen zij een brief van de redactie, dat in het gewraakte artikel een zeker gevoel voor humor toch echt niet te missen viel. Er zou dan ook geen rectificatie in de krant geplaatst worden. Einde zaak! 

Toevallig ontmoette iemand van Myllesheem onlangs de huidige bewoner van het perceel, waar dit alles geschiedde en die kende het verhaal. Het gehele gebeuren speelde zich af in een oude grote schuur, die links van de toenmalige woning stond. Ook beschikte hij zelfs over een boekje, wat over het hele voorval handelde.

De Victoriaclub was gevestigd aan de Langenboomseweg op huisnummer 106 precies op de plek, waar nu een prachtige boerderij uit 1946 staat, maagdelijk wit geschilderd, onbevlekt en onschuldig, en er is niets meer te bespeuren van de ophef omtrent de zedenverwildering van weleer. 

Bron: “Mill in de landelijke belangstelling in 1936” door P. Schoonhoven in Merlet van 1979 nr.3