Het zal in het voorjaar van 1938 geweest zijn, toen de oma van mijn vriendje Tonnie Kloosterman even op ons zou passen.
Het was een mooie warme lentedag en oma zou geen kind aan ons hebben, omdat we heerlijk aan het spelen waren in de tuin onder het toeziend oog van onze grote vriend Mika, de Duitse herdershond. Hij zou als een trouwe herder over ons waken en alarm slaan als er gevaar op de loer zou liggen. Dus het zou geen kwaad kunnen, als oma even een middagdutje ging doen.
Dat was het moment, dat Tonnie en ik het plan oppakten om maar eens de wijde wereld in te trekken. Tonnie wist een gat in de beukenhaag en daar konden wij en Mika gemakkelijk ongezien de tuin verlaten. We liepen over een groot stuk land, dat ingezaaid was met rogge, richting de zuivelfabriek. We staken de Spoorstraat over en kwamen zo uit op de spoorbaan, waar het heerlijk spelen was met al die grote keien. Ieder uur reed er op het Duits lijntje een personentrein en tussendoor ook nog zo nu en dan een goederentrein.
Stationschef Jan Lammers stond gereed om een naderende trein vanuit Gennep het sein groen te geven. Hij zette de seinpaal op groen, liet de spoorbomen aan de Wanroijseweg naar beneden en keek tevreden op de stationsklok. Hij had zijn werk op tijd geklaard en ging weer achter zijn bureau zitten om nog wat administratief werk af te ronden of om kaartjes te verkopen voor de trein naar Boxtel, het eindstation van dit traject.
Lammers werd echter opgeschrikt door een zeer luide en langdurige stoomfluit, waardoor hij geschrokken van zijn stoel sprong om poolshoogte te gaan nemen. In zijn vak zou een fout verschrikkelijke gevolgen kunnen hebben en hij trilde dan ook over zijn hele lijf.
Toen hij buiten kwam, zag hij meteen, dat er een noodsituatie gaande was. Een grote hond sprong van links naar rechts over de treinrails. Zag hij dat nou goed? Zaten er verder ook twee kinderen te spelen tussen de rails? Hij kon zijn ogen niet geloven en de angst greep hem naar de keel. Hij sprong op zijn fiets en alsof zijn leven er vanaf hing, trapte hij met hoge snelheid richting de plek des onheils. Hij gooide zijn fiets aan de kant, greep ons van de rails en zette ons aan de kant in het gras. Mika blafte naar de stationschef, alsof hij hem wilde bedanken voor zijn reddende actie.
Gelukkig had de machinist de trein op tijd tot stilstand weten te brengen. Lammers klom nog even op de locomotief om hem te bedanken voor zijn oplettendheid. Beiden waren zeer opgelucht, dat ze een ernstig treinongeluk hadden kunnen voorkomen. Lammers pakte zijn fiets weer op en gaf ons de opdracht om samen met hem richting het stationsgebouw te lopen. Gelukkig volgde de hond trouw en toen we veilig en wel aankwamen, kon de stationschef pas het sein geven, dat de trein zijn weg kon vervolgen. Lammers kon het niet laten om ons eens flink toe te spreken en hij riep zijn vrouw, zodat zij zijn taak kon overnemen. Hij wilde namelijk ons persoonlijk naar huis brengen om ook met onze ouders een hartig woordje te wisselen. Hij belde bij mijn moeder aan en ze had de deur nog maar amper geopend of hij riep al met boze stem: ”Weet u wel, dat uw kinderen zojuist ervoor gezorgd hebben, dat de trein 10 minuten vertraging heeft opgelopen? Omdat u niet goed op uw kinderen heeft gelet!”. Dat wij in al onze kinderlijke onwetendheid groot gevaar hadden gelopen, scheen hem niks te deren. Hij liep boos weg en riep nog na: ”Let voortaan beter op uw kinderen!”.
Het gevolg was, dat er bij ons thuis een grote poort kwam, zodat wij niet nog een keer de oorzaak zouden zijn van het feit, dat de trein uit Mill 10 minuten te laat vertrok.
Naar vertellingen van Willy Sweens, bewerkt door Marja Verheijen.
Neem ook een kijkje op www.myllesheem.nl.