De collectie brieven en foto’s van Peter Klomp uit Wanroij zullen we beter begrijpen, als we iets weten van de politieke en de economische situatie aan het begin van de vorige eeuw.
Op 28 juli 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit en deze zou duren tot 11 november 1918. Twee conflicterende allianties stonden tegenover elkaar: enerzijds de geallieerden (Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Rusland) en anderzijds de centralen (Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Italië). In totaal werden er 70 miljoen militairen gemobiliseerd, waarvan er 9 miljoen de oorlog niet overleefden. Ook veel burgers kwamen te overlijden en alle betrokken landen waren na afloop compleet bankroet. De bevolking leefde onder erbarmelijke omstandigheden en alle hulp was welkom. Nederland was neutraal gebleven en bood op diverse manieren hulp aan, o.a. door het opvangen van kinderen uit Oostenrijk en Hongarije, die zwaar te lijden hadden onder de slechte leefomstandigheden. De kindersterfte was zeer hoog (40%) door ondervoeding, rachitis (Engelse ziekte) en tuberculose. In 1920 waren de kinderen in Wenen gemiddeld 10 kilo lichter en 10 cm kleiner als voor de oorlog. De Spaanse griep tierde welig en maakte veel slachtoffers. Het hele dagelijkse leven was ontwricht en onderwijs en gezondheidszorg waren vrijwel niet mogelijk. Er voltrok zich een humanitaire ramp en er heerste complete chaos. Al sinds 1916 was er in de stad een gebrek aan alles, zoals voedingsmiddelen en kolen om te stoken. Wenen werd jarenlang voornamelijk alleen bewoond door vrouwen en kinderen. De mannen vochten in de oorlog, waren gesneuveld, of krijgsgevangene of invalide.
De vernedering was groot. Het eens zo machtige keizerrijk vol pracht en praal bestond niet meer. De van oorsprong trotse Oostenrijkers gingen gebukt onder een groot schaamtegevoel en velen kregen mede door een oorlogstrauma psychische problemen. Het zelfmoordcijfer lag hoog.
In deze vreselijke nasleep van de Eerste Wereldoorlog kwamen er ongeveer 65.000 Oostenrijkse kinderen naar Nederland. Zij werden in gastgezinnen geplaatst, waar deze Holland Kinder maandenlang of zelfs jaren verbleven. Eugenie Boré was één van hen, alsmede haar ouder zusje Emma Boré. Eugenie verbleef bij de opa en oma van Peter, Emma bij een familie Willems, maar daarover later meer.
De grote initiator van dit hulpprogramma was Anton van der Bom uit Oudenbosch, die pastor was in Oberhollabrun in Oostenrijk. Hij kon het niet aanzien hoe veel kinderen van de honger omkwamen en in 1917 al vertrokken hij en zijn zus met 30 noodlijdende Oostenrijkse kinderen, die ondergebracht werden in Oudenbosch en Etten-Leur. Het Nederlandsch Roomsch-Katholiek Huisvestings Comité noemde het “De Oostenrijkse actie”. Dit comité was in 1914 door een echtpaar in Leiden opgericht en in 1917 verhuisde het kantoor naar Den Bosch. Twee dames, die aan het bureau verbonden waren, Maria van Bokhoven en Tilly van Mackelenbergh bezochten alle pastoors in de omliggende dorpen om hen van de noodzaak van opvangadressen te overtuigen. Hierbij dus het antwoord op de vraag van Peter hoe zijn opa en oma aan Eugenie kwamen. De kinderen verbleven minimaal 6 weken in het gastgezin en helaas werden zij door dit korte verblijf niet ingeschreven in het bevolkingsregister, waardoor hun gegevens moeilijk te achterhalen zijn. De treinreis duurde ongeveer 2 dagen en bij vertrek en aankomst werden zij gecontroleerd op besmettelijke ziektes en hoofdluis. Zij werden in Nederland in de watten gelegd, kregen goed te eten, werden in nieuwe kleren gestoken en kregen vaak nog wat lekkers voor de andere gezinsleden op de terugreis mee naar huis.
Toen Oostenrijk weer enigszins was opgekrabbeld, vertrok in 1924 de laatste kindertrein terug naar Oostenrijk. Uiteindelijk zijn 329 kinderen om verschillende redenen niet terug gekeerd naar hun ouders en zijn in Nederland gebleven. Zij hebben hier een leven opgebouwd.
Ook Hongarije had zwaar te lijden gehad onder de Eerste Wereldoorlog en tussen 1920 en 1930 kwamen er 30.000 kinderen met de kindertreinen uit Hongarije in Nederland aansterken, mede omdat Hongarije ook nog enkele revoluties te verwerken kreeg.
In het najaar van 2023 was er in het Van ’t Lindenhoutmuseum te Nijmegen een expositie over deze Hongaarse kinderen met als titel “Bestemming: Hoop”. Peter Klomp heeft nog net op de laatste dag een bezoek kunnen brengen aan het museum. Zij waren zeer geïnteresseerd in zijn verhaal en de collectie brieven en foto’s. Momenteel is het museum in verband met een grondige verbouwing gesloten.
Benieuwd naar de brieven van de ouders van Eugénie Boré? Volgende week maken we in deel 4 met als titel “Eugénie Boré” kennis met de eerste schrijfselen van vader en moeder Boré en leren we hen beter kennen.
Bron: BHIC, Peter Klomp,
Tekst: Marja Verheijen,