Op de plek, waar nu Pets Place Boerenbond aan de Spoorstraat is gevestigd, stond de in 1907 gebouwde Stoomzuivelfabriek Sint Willibrordus, ook wel de “Botterfabriek” genoemd. De heer Teppema, de toenmalige directeur, heeft op maandag 8 maart 1909, de eerste dag van het dagboek, een verzoek ingediend tot het plaatsen van een lantaarn en het aanleggen van een put.
Pas in het logboek van 1915 komen we de naam Teppema weer tegen in een notitie over de zuivelfabriek inzake de uitvoer van melk. Klaarblijkelijk draait de zuivelfabriek goed en is het druk, want in oktober 1915 vraagt Teppema een vergunning aan voor zondagsarbeid. Aan het grote aantal notities te zien, was de boterfabriek nogal eens het doelwit van diefstal en hebben Millenaren regelmatig klachten over dit bedrijf; we weten echter niet in welke zin.
In die tijd had Mill al een markt en zo nu en dan wordt er melding gemaakt van een verzoek voor een staanplaats op de markt. Aan de Grande Route, nu de Karstraat, als belangrijke verbinding tussen Wanroij en Grave werd regelmatig een markt gehouden, waar haver, rogge, tarwe, zaden, fruit, boter en allerlei levende have werden verhandeld.
Ook voor wat betreft de dienstverlenende beroepen wordt de hulp van de burgemeester ingeroepen. Op woensdag 29 juni 1910 wordt er een verzoek ingediend om een advertentie te plaatsen voor een postbode en in een latere jaargang wordt er een nieuwe brievengaarder aangesteld, die verantwoordelijk was voor de inzameling en de distributie van de brieven en poststukken. Ook het aannemen van onderwijzers en personeel voor het treinstation in Mill behoort tot de taken van de burgemeester.
Op zondag 3 oktober 1915 is er onder de naam van H. Verbruggen een melding over een “cursus auto & motor”. Dit is Hermanus Verbruggen, de vader van Koos Verbruggen, die in 1925 een garage in Mill begon. Hij trouwde met zijn overbuurmeisje Egberta Giesen, de dochter van Johan Giesen, die een hotel had tegenover het station. Tien dagen later, op 13 oktober 1915, dient Hermanus Verbruggen wederom een verzoek in “over zoon bijwonen technische cursus” met op het eind een onleesbaar woord. Dat was vaak het probleem, waar we op stuitten, dat door het sierlijke handschrift en de snelheid waarmee de notitie gemaakt was de tekst niet altijd even gemakkelijk te lezen was.
Een aantekening, die heel vaak voorkomt is die van een “dienstbodeverzekering” en nader onderzoek leert ons, dat een Verzekering Huispersoneel ook nu nog steeds verplicht is als je een interieurverzorgster of tuinman in dienst hebt. Destijds diende een zegelkaart als een soort van verzekeringspolis, waarop eens in de zoveel tijd een zegel geplakt moest worden als bewijs van betaling van de verzekering.
In oktober 1916 vinden we een notitie over Grossier Verbruggen. Zij dienen een verzoek in over het bestellen van bloem (meel) en is er een aantekening over het grossieren van kaas. In 1910 startte Jan Verbruggen in de Hoogstraat een grossier voor o.a. meel, azijn, zeep, soda, zout, suiker en koloniale kruiden. Later verhuisde hij naar de hoek van de Molenstraat op de plek, waar nu de Groote Prins is gevestigd.
In 1908 richtte Gerard van Hout een stoomklompenfabriek op, die uitgroeide tot houtfabriek van Hout, die zich daarna vrij snel van een lokale naar een regionale industrie ontwikkelde. We vinden echter geen notities aangaande deze toch voor Mill belangrijke werkgever, wellicht omdat de eigenaar van het bedrijf toen zelf in de raad van de gemeente zat en de touwtjes kort waren.
Al met al was er genoeg bedrijvigheid in het plattelandsdorpje Mill, waar de bevolking toch vooral de kost verdiende als boer, maar daarover meer in deel 7. Volgende week gaan we het hebben over het onderwijs in ons dorp aan het begin van de vorige eeuw.
Geschreven door Marja Verheijen. Foto van Janneke van Eenbergen.
Heeft u meer informatie of beeldmateriaal uit deze tijd mail dan naar
Raadpleeg voor meer interessante verhalen de vernieuwde website www.myllesheem.nl.