Net wakker denk ik na over de droom die langs mijn geestesoog verdwenen is naar het niets. Heeft hij me wat te vertellen? Ik liep in een bos en zag allemaal poezen. Ook een wit zwarte vader en moeder met vier kleine jonkies. Even later moest ik door een greppel heen en ook daar lagen allemaal poezen. Deze keer waren ze licht bruin en wat gelig van kleur. Ik stootte er zachtjes tegenaan want ik wilde er graag door. Een schoot er weg en ik zag dat het een leeuw was.

Nadenkend over de droom probeerde ik hem te ontleden. Zo krachtig als een leeuw! Vele leeuwen? Ze waren allemaal aan het slapen maar als men ze wakker maakt? Het liedje ‘Laat de leeuw niet in zijn hempie staan’ gaat er door me heen. Laten we ons als mens, als Nederlander, in ons hempie staan? Gaan we als schapen naar de slachtbank en vergeten we dat we inwendig een leeuw in ons hebben. Dat we een eigen wil hebben, niet bang hoeven te zijn, dat we een kracht in ons hebben die zijn weerga niet kent. Dat we ons moeten laten horen. Gewoon nee zeggen tegen iets wat we niet willen. Eerlijk zijn tegen onszelf en ons niet laten overbluffen. We zijn toch geen angsthazen of wel?

Als ik het later met een vriendin over mijn vreemde droom heb moet ze vreselijk lachen. Inderdaad mijn hart is vol van Poekie met haar vier kittens en ik wil graag dat ze op een goede plek terecht komen. De leeuw verklaart ze als de schreeuw om hulp, dat we als leeuwen op moeten staan en ons niet zo laten koeioneren. Dat we dat in ons hebben maar dat het er nog niet uitkomt. We zitten te veel vast in het reptielenbrein, vertelt ze. ‘Het gedeelte van onze hersenen dat al heel oud is, We staan in de overlevingsstand. In de vecht, vlucht of vries (bevriezen) stand. En de meeste hebben dat niet in de gaten. De reguliere media zorgen hiervoor en houdt ons in de angst.’

Een uur later ben ik onderweg naar Daan en de kittens. Hij heeft een soort ren, het lijkt wel een speeltuin van ongekende grote, in zijn kamer gemaakt. Dozen, kartonnen en houten planken die fungeren als muren om de uitbraak tegen te houden. Daarin een krabpaal, een poezentunneltje van stof, kattenmand, balletjes en nog allerlei speelgoed. Een waar kattenparadijs en meer dan genoeg ruimte om in te spelen. ‘Geef het volk brood en spelen’ gaat er door me heen en inderdaad die beperking of is het een tijdelijke verruiming, wordt ook aan de kittens gegeven. Maar eens zijn ze niet meer te houden, breken ze uit. Om de simpele reden dat ze de wereld willen ontdekken.

Als ik mijn verhaal later deel met mijn vriendin moet ze heel hard lachen. ‘Tja…zien we dat in onze wereld ook niet terug. We blijven niet klein en onderdanig, we willen ontdekken, onderzoeken, begrijpen hoe de wereld in elkaar zit. We willen, als we het reptielenbrein eenmaal ontstegen zijn, ons niet meer laten knechten. We begrijpen dat we vleugelen hebben en veel grootser zijn dan we ooit voor mogelijk hadden gehouden. Op vijf september is er een stoep-schuur- en garage verkoop in Mill’ zegt ze lachend. ‘Dan kun je mooi de leeuw in je loslaten en kijken wat je niet meer nodig hebt. Of heb je geen overbodige rotzooi in huis?’ Beschaamd kijk ik haar aan want ze weet dat ik soms moeilijk ergens afstand van kan doen. Materieel en zou dat ook immaterieel het geval zijn? Toch maar eens goed in mijn huis en in de spiegel kijken dan.

Tilly Gerritsma, Mill