Toen ik de voordeur open maakte keek ik hem verbaasd aan. ‘Ik had je toch niet gebeld?’ zei ik tegen hem. Hoewel ik de afgelopen week al een paar keer aan hem gedacht had met inderdaad de vraag of ik hem weer moest bellen.
Ondertussen zat hij verwoed in zijn papieren te kijken en inderdaad hij moest een paar deuren verder zijn. ‘Ik heb wel aan je gedacht’ zei ik tegen hem en vertelde dat we vermoedelijk telepathisch verbonden waren. Vandaar dat hij ‘natuurlijk’ bij mij had aangebeld.
De monteur van de traplift was dus per ongeluk bij mij aanbelandt en ik dacht: hebbes! ‘Het stinkt de laatste dagen naar benzine’ zei ik tegen hem en hij antwoordde me: ‘Dat zal moeilijk gaan als hij elektrisch is.’ ‘Nou ik kan er geen andere naam aan geven, aan het luchtje, dus ik zeg maar benzine.’ Hoe moet je iets benoemen als je iets niet (her)kent? Tja dan geef je er maar een naam aan. Na een vlugge blik en even iets opengedraaid te hebben vertelde hij dat er volgens hem niets aan de hand was. ‘Ruik je nog iets?’ vroeg de al wat oudere man met de opmerking dat hij vanwege zijn leeftijd wellicht niet meer zo goed rook. Tja ik hoor minder en mijn reacties zijn ook niet meer zo snel maar mijn reuk is zowaar opnieuw opgestart. Dus ik rook inderdaad geen benzine, maar wat dan wel? Een soort olie? ‘Compensatie mam’ zei een van mijn zonen later ‘daar ben je mooi klaar mee.’
Een paar dagen later zag ik een briefje in de brievenbus hangen met de tekst: U was niet thuis. Nou ja zeg, ik was wel degelijk thuis. Weliswaar in mijn tuin en ik was inderdaad onder begeleiding van het warme zonnetje in slaap gevallen, maar ik was wel thuis. Ergens natuurlijk ook niet als je je in andere sferen bevindt. Tja mijn reuk kan dan nog wel goed zijn maar het gehoor is duidelijk een tandje lager gaan staan. Dat merk ik ook bij de telefoon en dan zet ik hem op de speaker. Beginnen mijn kinderen weer te klagen dat er een echo is. Tjeetje!
Naast het gezeur en enigszins getreur is er ook meer dankbaarheid ontstaan. Dankbaar dat ik op velerlei manieren geholpen wordt. Door mijn buren en eenieder die me ziet klungelen met het een of ander. Bestellingen worden bezorgd, boodschappen en maaltijden worden bezorgd en veelal door een heel vriendelijke bezorger. Op een dag besluit ik mijn dankbaarheid te tonen en bestel organza zakjes, harten chocolaadjes en een bedankkaartje, uiteraard weer met hartjes. De tekst: Blij met jou! maakt mijn presentje compleet. Geven is net zo leuk als ontvangen en ik krijg vaak leuke reacties ook al is het maar een kleinigheid. Van lief, aardig, dat had ik net nodig op deze dag want het zit niet mee, tot het hoogtepunt tot nu toe: Ben je soms verliefd op me? ‘Iedereen die mij iets komt brengen krijgt dit van mij’, zei ik zeer gevat. Want de jongeman in kwestie moet zich niet te veel gaan verbeelden.
Een andere nog jongere man had een paar dagen later ruzie met mijn brievenbus. ‘De Neije Krant ‘wilde niet direct wat hij wilde dus werd er wat heen en weer geduwd. Aangezien ik net in de gang kwam die doorgaans uitblinkt van stilte, schrok ik mij een hoedje van al dat lawaai. Ik opende de deur en vertelde hem dat ook en zijn antwoord: Ik ben ook heel gevaarlijk, was kostelijk. Nou ben ik van de schrik helemaal vergeten hem een paar hartjes te geven maar dat houdt hij nog te goed. Hopelijk kan ik dat de volgende keer goed maken.
Tilly Gerritsma, Mill