Mijn oudste zoon vertelt me regelmatig dat ik 126 jaar word. Een vreemd getal, ik weet eigenlijk niet hoe hij hierbij komt. Waarschijnlijk omdat zijn dochter volgens de wetenschap wel 130 jaar kan worden.

Voor het gemak heeft hij er bij mij dan maar een paar jaar afgetrokken. Ik griezel van het idee, 126 jaar. Ik moet er niet aan denken. ‘Waarom niet’ zegt hij lachend als ik weer eens protesteer bij deze hoge leeftijd. ‘Dat weet jij ook wel’ antwoordde ik hem. Met dit lijf wil ik geen 126 worden. Ik heb het schromelijk verwaarloosd, mijn lijf.

Met mijn geest is het wel oké. Die fladdert alle kanten op en is constant in beweging. Mijn geest rent zich een ongeluk om mijn ideeën en inspiratie in goede banen te lijden zodat ik niet verongeluk. Ik val regelmatig maar dat schijnt erbij te horen. Het opstaan is uiteraard wel belangrijk want anders kom je niet verder. Maar wat blijft is de struikelblok van 126 jaar. ‘Je bent op de helft’ zei mijn schoondochter en alleen al van het idee werd ik hartstikke moe. ‘Je zit in de puberteit’ kwam er nog achteraan en ik besefte dat dit ook wel zijn voordelen heeft. Uitgaan, daten, wat lag er nog allemaal in het verschiet? Wilde feestjes en van alles en nog wat uitproberen! Pfffffff, ik moet er niet aan denken. Maar de opmerking van 126 jaar zat me toch dwars. Als ik werkelijk zo lang moet leven, niet eerder overga naar een ander level van bestaan, dan wordt het de hoogste tijd dat ik ook eens aan mijn lijf ga denken. Dus stapte ik op een ochtend, ik had net een brief gekregen van de ziekteverzekeraar, naar een fysiotherapeut. Bewegingstherapie voor knieën en heupen zaten in hert pakket dus dat was wellicht wat voor mij.

Inmiddels zijn we een paar weken verder en ik kan nog niet zeggen dat ik soepel als een jonge hinde dartel over van alles heen spring. Maar ik heb wel bemerkt dat er toch wel heel veel spieren dwars liggen, in de knoop of vast zitten en me belemmeren in mijn dagelijks functioneren. Want dat staat toch wel op een heel laag peil en ja, dat is niet zo gunstig. Ware mijn geest en lichaam in gelijke tred dan had ik vleugels en kon de hele wereld op allerlei gebied aan. Maar dat is dus niet het geval en ploeter ik vrolijk ( en soms ook wat minder vrolijk) verder om mijn lijf wat meer in conditie te brengen.

‘Een leven lang leren’ is het motto al vele jaren en daar heb ik geen moeite mee mits het iets is waar mijn interesse naar uit gaat. Dat leert ook veel gemakkelijker. Leren wordt een uitdaging en ik zou willen dat dit ook het geval was met mijn lijf. ‘Je moet tegendruk geven’ zegt de fysiotherapeut. Goh, ik was me niet bewust dat ik me maar overal heen liet duwen, soepel van geest hé. Een andere keer vertelt ze me dat ik ‘gooi met mijn been’ bij een bepaalde oefening. Als ik de kracht bij het ene niet heb pers ik het als het ware op een andere manie wel ergens naar boven. Gaat het niet goedschiks dan maar kwaadschiks en dat breekt me nu op na al die jaren. Voorheen sukkelde ik maar gewoon door maar mijn kleindochter is de grootste boosdoener. Ik moet bukken, haar optillen, ze smijt alles in het rond en kan gooien als de beste... Help! Ik zet allerlei spieren in beweging die vastgeroest zitten ofwel bevroren in de tijd. En die moeten nu langzaam maar zeker losgeweekt worden. En sterker worden gemaakt, jeetje... wat een werk!

Tilly Gerritsma