Foto: Erven Bastiaans

Mijn opa heette Harrie Spanjers en was geboren op 1 september 1874. Hij was een jonge handelaar in varkens en woonde op de oude boerderij van zijn ouders in Schaijk.

Op een zekere avond ging mijn opa, aldus het verhaal van oom Piet, zijn zoon, met zijn knecht Grad de Brok op strooptocht in de Schaijkse velden. Het was een donkere stormachtige herfstavond. Mijn opa droeg een carbidlamp bij zich, waardoor er angstaanjagende schaduwen ontstonden door de takken, die zwiepten in de wind. Grad hield het geweer strak in zijn handen vast en speurde over het veld om een haas of een konijn in het licht te krijgen. Grad was een goede schutter en ze hadden al één haas als buit. Ze wisten, dat stropen verboden was en ze waren dus zeer op hun hoede.

Plotseling doemde er een gestalte in de duisternis op. Mijn opa scheen met zijn carbidlamp recht in het gezicht van veldwachter Leene en verblindde hem met het felle schijnsel. Snel maakte mijn opa de lamp uit en maakten ze zich uit de voeten het pikdonkere woud in. Veldwachter Leene schrok, knipperde met zijn ogen en toen hij na het scherpe licht weer enigszins kon zien waren de twee schavuiten allang in het donker verdwenen. Mijn opa en Grad kwamen met de schrik vrij en gingen snel huiswaarts. Leene bleef verbouwereerd achter en baalde, dat hij zijn plicht niet had kunnen uitoefenen, namelijk het vangen van stropers.

De volgende morgen moest mijn opa in Ravenstein met de trein mee. Wie ziet hij daar nou op het station met een paar stijve benen lopen, zoals alleen een dienstdoende veldwachter dat doet. “Verdomme”, mompelde mijn opa, “Dat is Leene! Die zal wel naar ‘s-Hertogenbosch moeten, naar de rechtbank.” Mijn opa, onverschrokken als ie was, ging in de treinwagon naast Leene zitten en zei: ” ’t Is maar unne slechte morgen!”, doelend op het stormachtige weer, dat nog steeds aanhield. Leene mopperde met zijn krakende stem: ”Unne slechte morgen? Dan moete mar uns zonne nacht migemakt hebben, zoals ik!”. “Oh, hoezo dan?”, vroeg mijn opa onwetend. “Was er dan ergens iets goande gewist?”. En veldwachter Leene vertelde over zijn nachtelijke avontuur. Dat ie zich in het struikgewas verdekt opgesteld had, omdat ie stropers met een licht over het veld zag lopen. Dat ie ze wel eens te grazen zou nemen, maar plotseling door een fel licht verblind werd. “Spanjers, ik kan je vertellen, dan ziede efkes helemoal niks!”. “Een licht?”, vroeg mijn opa met zijn meest onschuldige gezicht. “Ja, een nieuwe manier van jagen”, legde Leene uit. “Dan hebben ze zo’n lamp, daar schijnen ze mi over het veld en dan blijven die beestjes verschrikt in het licht zitten”. Leene kan nog steeds niet zijn teleurstelling verbergen, dat ie de stropers heeft laten ontsnappen. Mijn opa speelt het spel mee. “Mar nou snap ik het! Da zak oe vertelle, Leene. Ik kwam met mijn fiets van Zilland en zag iemand met unne lamp over het veld ronddolen. Ik dacht nog: wa moet die doar toch goan valle?”.

Leene springt op en kan zijn woede niet onderdrukken: ”Da moeten die stropers gewist zien!”.

Ondertussen was de trein het station van Den Bosch binnen gereden en gingen de veldwachter en mijn opa ieder hun eigen weg.

Dit verhaal heeft mijn ome Piet, de oudste zoon van mijn opa Harrie, meermalen verteld. Oom Piet was een groot bewonderaar van kunstschilder Kees Bastiaans, die door het verhaal geïnspireerd werd tot het schilderen van een prachtig kunstwerk. 

Later is mijn opa een echte jager geworden en was hij  in het bezit van meerdere enkel- en dubbelloops jachtgeweren. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden alle wapens in beslag genomen. Toen de oorlog ten einde was, heeft mijn opa de meeste wapens weer terug gekregen, maar door zijn zwakke gezondheid niet meer kunnen jagen. Hij overleed op 71-jarige leeftijd 5 maanden na de bevrijding.

Ook bezat hij een cilinderrevolver, waarmee ik, Willy Sweens en oom Frans in onze jonge jaren hebben geschoten. We hingen het wapen bij ons in de tuin aan een wilde perzikenboom en haalden met een touwtje de trekker over, omdat we het oude ding niet vertrouwden. En “Baaang!!!”, ging het af.

Herinneringen van Willy Sweens aan zijn opa Henricus Johannes Spanjers, volgens de overleveringen van zijn oom Piet Spanjers.