Kleinschalige gebiedjes met regen en motregen, las ik toen ik op buienradar keek. Zo zag het er ook uit.

Ongezellig miezerig weer toen ik de kliko door het pad achter mijn huis naar de straatkant bracht. Rechts zag ik een paar opgeschoten jongens staan die druk aan het kletsen en gebaren waren. Wat deden ze daar? Ik was nog niet zo goed wakker dus als ik even nagedacht had. Al gauw zag ik het antwoord, links aan het begin van de straat, aankomen. Een jongen op de fiets, zijn armen wijd uitgestrekt als een vogel, fladderend kwam hij er aan gefietst.

De zon begon als het ware door mijn wolkendek te schijnen. Ik genoot van de vrijheid, het zelfvertrouwen dat de jongeman liet zien. Ik weet het is een moment opname, maar toch. Vreemd dat je gemoedstoestand van het ene op het ander moment zo kan veranderen. Het was bijna vertederend dat ik dat plaatje mocht zien. Voor mij was het van ongerepte schoonheid, van frank en vrij in de wereld staan. Vliegend... weliswaar ondersteund door de bewegingen van de trappers van de fiets, maar toch in gedachte vliegend. Heerlijk!

Later op de dag stapte ik uit de auto en een walm van benzine kwam er naar me toe. Zou dat van mij zijn…dat zal toch niet? Toen ik terugkwam van de winkel rook ik het weer en niet te misselijk. En in de auto stonk het nu ook, help! Als een klein kind ren, in dit geval reed ik direct naar de garage. Want een keer de motor opgeblazen, uiteraard al heel lang geleden, heeft toch voor een klein trauma gezorgd. Bij de garage aangekomen rook ik niets meer. Zou ik de lucht alleen geroken hebben op het marktplein? Ik twijfelde of ik naar binnen zou gaan maar men had me al gezien. ‘Kan even iemand komen ruiken’ vroeg ik toen maar. Men rook gelukkig niets. Ik vroeg me toen wel af of ik op het marktplein moest gaan staan met een bord, vragen aan iedereen kan natuurlijk ook, welke auto zo hard stinkt naar benzine dat ik er overstuur van raak. Want ik ben me het lazarus geschrokken en was dat nu de bedoeling? Maar wellicht is hij met walm en al, al lang vertrokken.

Al weken ruik ik, als ik van de schettering of kom fietsen, de pasteitjes van ‘van Rooij’. Op de site zie ik dat er staat: ovenheerlijke banketwaren. In de meeste gevallen moet het dat nog worden, doordat iets overheerlijks, smaken verschillen uiteraard, het pasteitje moet vullen. Vreemd dat zo’n droog pasteibakje zo heerlijk kan ruiken. Ik zag op de site dat het assortiment is uitgebreid met kaas, kruiden en zoet. In stilte vraag ik me af waarom ze Arnhemse meisjes maken. Millse meisjes is wellicht een optie en ze smaken beslist ook lekker.

Terwijl ik naar de winkel fiets zie ik een man en vrouw, ieder met een hond. De man een grote stoere hond en de vrouw zo’n fragiel keffertje. Hoe zou het staan als ze van hond zouden wisselen, gaat er zo maar door me heen. In de winkel betaald een meisje haar boodschappen, allemaal snoeperijen zo te zien. Ze moest iets van vier euro zoveel betalen en het duurde een eeuwigheid. Volgens mij waren het tien, twintig en vijf centen en ja dat duurt even. Voorbij mijn frustratie dacht ik opeens aan mijn zonen die eens met zijn vieren ieder een ijsje gingen kopen. Ze betaalden met kwartjes, dubbeltjes, vijf cent en losse centen. Ik moest vreselijk lachen toen ik dat hoorde maar de winkelbediende iets minder. Mijn ergernis verdween als sneeuw voor de zon toen ik besefte dat de geschiedenis zich herhaalde.

Tilly Gerritsma