De heffing in de box 3 is gebaseerd op een forfaitair rendement, maar dat rendement is de afgelopen jaren genuanceerd om de heffing meer in lijn te brengen met de werkelijk behaalde rendementen.

Het forfaitaire rendement wordt gebaseerd op de landelijk gemiddelde verdeling van het box 3-vermogen over spaargeld én beleggingen. Deze vermogensmix wordt afgeleid uit alle belastingaangiften voor box 3 over de voorgaande jaren. Over beide vermogenscomponenten – het spaardeel én het beleggingsdeel – wordt een forfaitair rendement gerekend, dat afgeleid wordt uit de in het verleden daadwerkelijk behaalde rendementen.

Dat forfaitaire rendement wordt elk jaar weer opnieuw vastgesteld, voorafgaand aan het belastingjaar, op basis van de meest recente gegevens omtrent het werkelijk behaalde rendement. Het rendement op het spaardeel – Rendementsklasse 1 – wordt afgeleid uit de gemiddelde rentevergoeding over het voorgaande jaar. Voor de voorlopige aanslag hanteert de Belastingdienst een rendementspercentage dat dicht bij het werkelijke rendement van box 3-inkomen ligt en dat is nu 0,36%. Het rendement op het beleggingsdeel – Rendementsklasse 2 – is het meetkundig gemiddelde met het laatste jaar voor een vijftiende deel. Dat rendement was voor 2022 vastgesteld op 5,53% (2023: voorlopig vastgesteld op 6,17%). Het definitieve rendementspercentage voor 2023 worden pas in februari 2024 vastgesteld.

Het box 3-vermogen wordt verdeeld over drie schijven, met een gemiddelde vermogensmix per schijf. Dat leidt tot een oplopend forfaitair rendement. In 2024 blijft het heffingsvrije vermogen € 57.000 per persoon. Die vrijstelling wordt in de eerste vermogensschijf in aanmerking genomen. Het huidige tarief in box 3 wordt per 2024 met 4%-punt verhoogd van 32% naar 36%. 

Heb je jouw spaargeld geparkeerd op een spaarrekening in box 3 tegen een lage rente? Check of je in box 3 een belastbaar vermogen heeft dat uitkomt boven het heffingsvrije vermogen. Als dat zo is, kun je kiezen voor een andere vorm van belegging, met een hoger rendement (alternatief: onderbrengen in een BV of een fonds voor gemene rekening). 

Omdat de stand van het vermogen per 1 januari het uitgangspunt vormt voor de belastingheffing in box 3, kun je rond het peilmoment tijdelijk beleggingen verkopen en dat geld op een spaarrekening zetten. Hierdoor valt de heffing dus lager uit. Er zit echter een antimisbruikregeling in de wet. Deze zorgt ervoor dat verschuivingen van bijvoorbeeld beleggingen naar spaargeld binnen drie maanden rond de peildatum worden genegeerd. Het kan ook geen kwaad om schulden zo veel mogelijk vóór de peildatum af te lossen. 

Peter Meulepas, administratie- en belastingconsulent te Mill.